Een korte introductie
Een van de drie invalshoeken die schuilgaat achter de betekenis van de kaartenreeks is het dieptepsychologisch aspect.
Carl Gustav Jung (1875-1962), een Zwitsers psychiater, was samen met Siegmund Freud (1856-1939) één van de geestelijke vaders van de westerse psychologie, die aan het begin van de vorige eeuw ontstond. Beiden waren het erover eens dat de menselijke psyche voor een gedeelte onbewust is, maar veel invloed op ons functioneren heeft.
Jungs visie op het onbewuste van de mens
Jung ging echter verder in zijn conclusie dan Freud, door te beweren dat ons onbewuste ook een collectief deel bevat. Een deel waarin de ervaringen van onze voorouders hun sporen hebben achtergelaten. Het kader dat deze ervaringen heeft geschapen, noemde hij archetype. Eén ervan is het Zelf dat symbool staat voor het onbewuste verlangen van de mens om op te gaan in iets dat groter is dan hijzelf. Dit metafysisch aspect van het Zelf is kenmerkend voor de psychologie van Jung.
De theorie van Jung over de menselijke psyche en de uitkomsten van zijn onderzoek zag hij bevestigd door beschrijvingen die hij in oude geschriften van uiteenlopende wijsheidstradities terugvond. Terugblikkend lijkt het wel alsof hij een schakel was tussen de toen opkomende westerse wetenschap en de kennis uit een ver verleden.
Begrippen die u in de kaartenreeks tegenkomt
Het persoonlijk onbewuste en de schaduw
Jung maakte een verschil tussen het persoonlijk en het collectief onbewuste. Het persoonlijk onbewuste omvat alles waaraan een mens geen herinnering heeft, maar door bepaalde omstandigheden wel teruggehaald kan worden in zijn dagbewustzijn. Een deel daarvan noemt men in de dieptepsychologie ‘verdrongen’, omdat deze herinneringen met pijn of schaamte beladen zijn. Hierbij hoort het begrip van de schaduw. Alles wat een mens verdringt, zit in zijn schaduw. De rest van het persoonlijk onbewuste kan zo ver wegzakken dat men er niet meer bij kan. Dat deel is gedissocieerd. Vaak gebeurt dit na een ernstig trauma.
Het collectief onbewuste en de archetypes
Het collectief onbewuste delen wij met de gehele mensheid. Dit deel van het menselijk geheugen wordt via het DNA van generatie op generatie doorgegeven. In deze herinneringen zitten structuren die Jung archetypen noemt. Zij vormen een kader voor alles wat bij het menszijn hoort. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het archetype moeder of held. Deze archetypen worden afhankelijk van hun cultuur en tijdgeest anders ingevuld, maar in essentie horen er bepaalde eigenschappen bij die universeel en tijdloos zijn.
Om dit fenomeen toegankelijk te maken, volgen twee voorbeelden:
Als wij ons willen gedragen als een held, stuurt het onbewuste ons gedrag aan dat past bij het archetype van de held. Omgekeerd: als wij een reeks van eigenschappen bij iemand herkennen die bij het ‘beeld’ van dit archetype horen, ervaren we hem/haar als held. Een archetype voedt onze verwachtingen. Denk bijvoorbeeld aan een moeder, hieraan zitten bepaalde eigenschappen die de moeder zelf en haar kinderen hieraan verbinden. Voldoet de moeder in kwestie niet aan dit ‘innerlijk beeld’, dan kan bij haar een schuldgevoel ontstaan en bij de kinderen een gevoel van gemis. Samenvattend zou je dus kunnen zeggen dat archetypen beelden zijn, die wij in ons dragen en op de buitenwereld projecteren.
ANIMA & ANIMUS
Twee van deze archetypes noemde Jung Anima en Animus. Volgens hem is in de psyche van iedere vrouw een mannelijk deel aanwezig, de Animus. Omgekeerd, is in de mannelijke psyche het vrouwelijke aanwezig in vorm van de Anima. De hoeveelheid Anima of Animus heeft grote invloed op de persoonlijke verschijningsvorm van een mens en kleurt zijn/haar individuele voorkomen. Dit bepaalt hoe mannelijk een vrouw overkomt en hoe vrouwelijk een man lijkt.
Opvallend is dat in het kader van het hedendaags gender-debat om aandacht gevraagd wordt voor het feit dat aan de buitenkant van een mens niet is af te lezen welke innerlijke beleving de persoon in kwestie betreffende zijn eigen gender heeft. De begrippen Anima en Animus bieden de mogelijkheid op een gender-neutrale manier de mannelijke en vrouwelijke energie in een mens te beschrijven.
EGO & ZELF
Ook het Ego en het Zelf zijn archetypen. Het begrip Ego veroorzaakt vaak een negatieve bijsmaak omdat het geassocieerd wordt met zijn doorgeschoten vorm, het egoïsme. Echter, het Ego als gezonde psychische functie vormt het middelpunt van het menselijk bewustzijn. Het bewustzijn waardoor men op een adequate manier in relatie staat tot de wereld om zich heen. We beginnen vanuit ons Ego-bewustzijn. Wij nemen de wereld waar via onze zintuigen. De informatie die we hierdoor ontvangen wordt verwerkt in ons bewustzijn. Door ons denken en voelen vormen we ons persoonlijk perspectief. In het begin van ons bewustzijnsproces gaan wij ervan uit dat iedereen de wereld zo waarneemt zoals wijzelf dat doen. We ervaren ons letterlijk als middelpunt van het universum, waarbij alles om ons heen als afgescheiden wordt beleefd. Nog beseffen we niet dat we maar een deel van een groot geheel zijn.
Tegenover het Ego stelde Jung het Zelf. Het Zelf symboliseert de bewustzijnsontwikkeling van de mens. Hierbij hoort de ontdekking van het ‘ware’ Zelf, waarbij het niet alleen over persoonlijke eigenschappen en talenten gaat, maar ook over: wie ben ik in mijn diepste wezen? Om deze vraag te kunnen beantwoorden, moet een mens afstand kunnen nemen van de ik-beleving die naar buiten toe gericht is. De ontdekking van het Zelf vraagt om een naar binnen gerichte houding die men meestal pas in de tweede helft van zijn leven ontwikkelt. Door het Zelf verlangt de mens zich te verbinden met iets dat groter is dan zijn individuele persoonlijkheid. Volgens Jung is ieder mens gedurende zijn leven op zoek naar vereniging met zijn hogere bestemming. Door dit metafysische aspect van de mens onderscheidt de Jungiaanse psychologie zich zeer ten opzichten van andere psychologische stromingen.
Het individuatieproces
Een mens verzamelt ervaringen met zichzelf en de wereld om zich heen. Hierdoor wordt hij zich bewust van wie hij in wezen is en hoe hij in relatie staat tot zijn omgeving. Dit proces van bewustzijnsontwikkeling zet volgens Jung pas in als een mens denkt alles bereikt te hebben en zich afvraagt of dat wel zo is. Er ontstaat als vanzelf een periode van zelfreflectie. Tegenwoordig noemen wij deze periode in ons leven een midlife crisis die soms tot een enorm veranderproces kan leiden. De Alchemisten kenden dit moment ook. Zij omschreven het op een poëtische manier als ‘De schreeuw van de Ziel’. Het proces dat het Ego doorloopt om zichzelf als deel van het grotere en allesomvattende Zelf te ervaren, noemde Jung het individuatieproces.